"Hij heeft al zijn nieuwjaarsfooien binnen. „Daarvan ga ik naar Turijn in mei, naar het Songfestival.”"

Door Fred Helmstrijd

In het NRC van vorige week staat een mooi artikel over Fred Helmstrijd. Hij krijgt ondersteuning bij De Waerden. Het artikel is geschreven door redacteur Wilfred Takken van het NRC. Omdat het NRC een ochtendkrant wordt veranderd er veel voor Fred. 

De avondkrant gaat verdwijnen

Fred Helmstrijd hoorde het van een abonnee: de avondkrant gaat verdwijnen. De 58-jarige krantenbezorger verliest niet alleen zijn baan, maar ook de warme band die hij heeft met de vijftig krantenlezers die hij bedient. „Het is een dagelijks uitje voor mij. Iedereen is blij als ik kom. Het zijn hele lieve mensen, en ik raak ze allemaal kwijt.” Fred heeft half Schagen onder zijn hoede, een stad in de Kop van Noord-Holland. Hij brengt dagelijks 31 NRC’s en 19 Parools rond. Daar doet hij drie uur over. De NRC-verslaggever en de fotograaf fietsen deze donkere maandagmiddag, eind december, met hem mee, op een van zijn laatste rondes.

 Terwijl we bij hem thuis wachten op de kranten, serveert Fred in de keuken taart. Tegen de muur een groot portret van zanger Marco Borsato die zijn vinger op zijn lippen legt. Die moet nog opgehangen. Het is fris in zijn huis, zeventien graden, maar Fred heeft het niet snel koud. Hij draagt een T-shirt met ‘Abba Voyage’. Fred houdt van muziek. Het Songfestival is zijn grootste passie, hij reist er vaak naar toe. „Voor het songfestival in Rotterdam kreeg ik een VIP-kaart van een andere Schagenees. Fred is sowieso bereisd, hij is in Amerika, China en Australië geweest. „Daar heeft een kangoeroe mijn brood opgegeten.”

Fred brengt al vijftien jaar de avondbladen rond. Hij begon in 2001 met de ochtendkrant Noordhollands Dagblad. In 2006 stapte hij over op de middag. Daarnaast deed hij de huis-aan-huis-bladen: Omring Expres en het Schagens Weekblad. „Maar die zijn allemaal failliet.” Hij verdient 220 euro per maand met zijn krantenwijk. Daarnaast heeft hij een wajong-uitkering. De kranten zijn laat vandaag. Bij het pakket kranten dat de chauffeur achter in de gang legt, zit een set nieuwjaarskaarten. Die kan Fred uitdelen om de jaarlijkse fooi te ontvangen. Verder heeft hij het druk met het regelen van een fietspomp, om de banden van de verslaggever en de fotograaf op te pompen. Dan gaan we het dorp in. Fred rijdt voorop, met in zijn fietstassen de vijftig kranten en kaarten. Hij draagt een fietshelm. Voor we vertrekken stelt hij nog voor om zijn helm thuis te laten, en in plaats daarvan zijn Abba-petje te dragen, omdat die mooier staat. Maar de fotograaf wil de ronde van Fred liever vastleggen zoals hij altijd is.

Eerst doet Fred zijn eigen buurt, Muggenburg, een woonwijk uit de jaren tachtig. Daarna fietsen we naar het oude dorpshart. Onderweg groet hij geregeld voorbijgangers. „Hai Jolan!” Hij legt uit: ,,Ik zal je vertellen Wilfred, ik ben een bekende Schagenees. Dan roepen ze: hoi Fred.’’ De abonnees lopen meteen naar de deur als ze de krant in de brievenbus horen vallen. Verschillende doen open om een praatje te maken met de bezorger. ,Ik heb supporters bij me,’’ vertelt Fred aan een ieder die het maar horen wil: ,,Dit is Wilfred Takken van NRC die een reportage over mij maakt.’’ Een lezer zegt: ,,Dat zal je wel mooi vinden, Fred, want je houdt van aandacht.’’ Deze reportage is inderdaad niet bepaald zijn mediadebuut. Als Songfestivalfanaat zat hij eerder onder meer in Man Bijt Hond, Hart van Nederland, en hij werd geïnterviewd door de Volkskrant.

Werken met een beperking

De lezers aan de deur zeggen dat ze avondkrant en Fred zullen missen. Fred is een fantastische bezorger en hij is nooit te laat. De abonnees vertellen dat ze nu noodgedwongen overschakelen op de ochtendkrant. Een van hen zegt dat hij van plan is om de ochtendkrant tot vier uur ’s middags te laten liggen, zodat hij hem toch nog op zijn vaste momentje kan lezen. Fred wil niet meeverhuizen naar de ochtend zegt hij: „In de middag vind ik veel leuker. Je heb contact met lieve abonnees, ik krijg nooit klachten. Als ze geen krant hebben gekregen, dan bellen ze me op, ze hebben mijn nummer.”

„Ik zal het maar eerlijk zeggen, ik ben met een beperking,” zegt hij. „Bij mijn geboorte is het helemaal niet goed gegaan, waardoor ik een hersenbeschadiging heb. Ik krijg begeleiding van Ellen en Timo, ze helpen me.” Ook bij zijn buitenlandse reizen, het kopen van Songfestivalkaartjes, en bij zijn krantenwijk krijgt hij hulp, vaak van Facebookvrienden. „Toen er een storm was, deed ik een oproep, toen heeft Cora me geholpen met haar auto.”

In het centrum van Schagen gaat Fred naar binnen bij de stationswinkel, waar hij een doos Merci-chocola en geld. Bij de Vomar Waldervaart krijgt hij een kerstpakket. In de bibliotheek komt hij zijn oude lerares Nederlands tegen. De praatjes zijn kort, Fred houdt de vaart erin. Hij moet nog een half dorp af fietsen. Tegen een NRC-abonnee die haar medeleven betuigt zegt hij: „Ik vind het heel jammer en heel verdrietig, maar ik ga gauw verder, Ellie.”

Eenzaam maar hoopvol

De beperking maakt hem eenzaam, vertelt hij: „Ik heb een mooi leven, zeggen ze, maar ik ben altijd alleen. Ik heb geen vrienden, alleen 599 Facebookvrienden.” En al die mensen dan, die hem groeten en te hulp schieten? „Tja, dat zijn geen vrienden maar kennissen, dat is oppervlakkig contact, ze komen niet bij mij thuis. Ik heb al advertenties gezet, maar daar kwamen alleen maar gekke mensen op af.’’ Zijn moeder is in oktober vorig jaar overleden („Moeder maakte zich altijd zorgen om mij.”), zijn vader zit verderop in De Bron, Helmstrijd zoekt hem iedere dag op. Verder heeft hij een broer en twee zussen, van wie hij zus Anneke het meeste ziet.

Het is allang donker, kwart over zes, als Helmstrijd zijn fiets met lege krantentassen weer in zijn achtertuin zet. Hij heeft al zijn nieuwjaarsfooien binnen. „Daarvan ga ik naar Turijn in mei, naar het Songfestival.”